Ieder jaar vanaf september duiken ze op in de duinen van Terschelling. De cranberryplukkers. In de duinvalleien over het hele eiland trekken ze erop uit om dit bijzondere smaakbommetje te oogsten. De cranberry, ook wel lepeltjesheide, groeit hier in het wild. Dit natuurlijke karakter proef je terug in de pure smaak van de bes. Ieder jaar reserveert onze vaste leverancier Terschellinger Cranberries een veld voor Odin waar de biologische cranberries worden geteeld.
Eind mei en juni vindt de bloeiperiode van de cranberry plaats. Dan is het eiland voor een groot gedeelte bedekt met paars-rode bloemetjes. De meeste planten hebben een eerste en tweede bloei, vrij snel op elkaar. In de eerste week van september start de oogst van de bessen. Dan verschijnen aan de takjes de bessen, stevig en met een glanzende schil. Eerst zijn ze licht van kleur en tijdens het rijpen krijgen ze hun kenmerkende dieprode kleur. In oktober wordt de officiële pluk afgesloten. Dan zijn de velden open voor de particuliere zogenoemde ‘napluk’.
Tot ongeveer dertig jaar geleden werden de cranberries nog met blote handen geplukt, wat voor de bessen heel geschikt was maar voor de handen en vooral voor de opbrengst wat minder geschikt. Toen plukte een ervaren plukker per dag 60-70kg per dag. Nu kan met de plukbak op een goede dag het tienvoudige worden geplukt.
De cranberry is in Nederland een uitheemse plantensoort. De cranberry komt namelijk oorspronkelijk uit Noordoost-Amerika waar de indianen de bes al eeuwenlang gebruikten. In de zeventiende eeuw arriveerden de Pilgrim Fathers in Plymouth, vlakbij Boston en ontdekte hier de bes. Zij gaven de bes zijn van oorsprong Engelse naam. Als de plant van de cranberry namelijk in bloei staat, lijken de zacht heen en weer wiegende roze/witte bloemen op de kop van een kraanvogel. Daar uit voorkomend werd de bes Crane berry genoemd, wat ‘kraanvogel bes’ betekent.
Bij toeval is de cranberry op Terschelling terechtgekomen. De lang houdbare vitaminebommetjes werden namelijk tijdens de zeevaart in vaten meegenomen, om de bemanning tegen scheurbuik te beschermen. Een van die vaten is waarschijnlijk halverwege de 19e eeuw overboord geslagen en aangespoeld op Terschelling. De zaden zijn ontkiemd en zo heeft het rode besje het eiland veroverd.