Het bos: dé plek om je onder te dompelen in de prachtige geluiden, geuren en kleuren van de herfst. Kom thuis met een mand vol herfstschatten om mee te koken of knutselen. Bladeren, vruchten, zaden, noten en de lekkerste paddenstoelen zoals eekhoorntjesbrood, cantharellen of boskip.
Maar welke paddenstoelen zijn eetbaar en welke kun je beter later staan? Wij geven je handige wildpluktips zodat jij en je familie op avontuur kunnen gaan in het bos, park of in de berm.
De zwavelzwam, wordt ook wel boskip genoemd is momenteel een populaire zwam. Dit komt omdat hij kwa structuur erg lijkt op kip en vol is van smaak. Een goed idee dus om de die-hard carnivoren te foppen met deze gefrituurde of gebakken wild geplukte zwam.
De zwavelzwam groeit in kernhout van voornamelijk loofbomen zoals wilg, populier en eik. Doordat de zwavelzwam in het kernhout van de boom groeit kan een boom het nog een lange tijd volhouden. Dit komt doordat de sapstroom van een boom zich in het spinthout bevinden en niet in het kernhout.
Deze geschubde zwam is een soort dat veel voorkant in stadse, omgewoelde grond in gazons of grasbermen. Je kan de wit gekleurde zwammen vinden van september tot december. De zwam is goed te herkennen aan de gebogen schubben op de hoed en ze staan vaak in groepjes bij elkaar. De steel heeft een ring die er na verloop van tijd afvalt. Als de zwam ouder wordt, breekt de hoed van onder open en worden de lamellen met de sporen zichtbaar. Wanneer de lamellen rijp zijn, lossen ze op tot een pikzwarte vloeistof, de inkt. Waar de zwam zijn naam aan dankt.
Eetbaar zijn alleen de jonge, gesloten exemplaren die geheel wit zijn, van binnen én van buiten. Controleer dit door de inktzwam overlangs door te snijden. Zodra er grijze of zwarte plekken zichtbaar zijn, kan je de zwam niet meer eten. De jonge geschubde inktzwam heeft zacht vruchtvlees, dat smaak kan geven aan soep, hartige taarten of en gebakken eitje. Bereid de geschubde inktzwam direct na het plukken! Je kan de zwam niet bewaren, want hij begint direct na het plukken op te lossen. Wel zou je de zwam goed kunnen drogen in een (droog)oven en vermalen tot poeder voor in soepen en sauzen.
Bovisten liggen als het ware als balletjes in ons landschap. Ze hebben geen steeltjes en zijn te herkennen aan hun gladde piepschuimachtige structuur. Bovisten komen vooral voor in parken en bermen, omdat ze vaak houden van gras. Soms zijn het geen balletjes, maar hebben ze het formaat van een voetbal. Een reuzenbovist kan wel tot 80 cm groot worden!
Bovisten zijn paddenstoelen die tot de familie stuifzwamachtigen behoren. Hiervan scheurt het vruchtlichaam open zodra ze volgroeid zijn. Via de kraterachtige opening aan de bovenkant komen dan de sporen naar buiten en verspreiden zich. Als je ertegenaan tikt ontsnapt er en wolkje sporen. Dit hoeft geen krachtig tikje te zijn. Zelfs regendruppels kunnen ervoor zorgen dat de sporen naar buiten worden geperst.
Het vlees van de reuzenbovist is stevig, maar heeft geen uitgesproken paddenstoelensmaak. Jonge bovisten zijn zeer smakelijk als je ze in plakjes snijdt en bakt. De volwassen, grotere exemplaren zijn wel eetbaar, maar ietwat droog en sponzig. Je kunt bovisten plukken vanaf eind zomer tot einde najaar.
Let wel op: het eten van de paddenstoel kan een allergische reactie veroorzaken.
Zelf chocopasta met wildgeplukte hazelnoten maken? Ga in de stad op zoek naar de hazelaar of de Turkse hazelaar.
De hazelaar is een tot zes meter hoge inheemse struik die de stad is aangeplant aan de randen van parken, bermen en plantsoenen. De hazelaar begint als een van de eerste struiken soms eind december al te bloeien. De mannelijke en vrouwelijk bloeiwijzen zitten apart aan de struik. De mannelijke, de katjes, kunnen 12 cm lang worden. Als ze rijp zijn wordt het stuifmeel, de pollen, door de wind verspreid waardoor de vrouwelijke bloemen worden berucht zodat die kunnen uitgroeien tot hazelnoten.
De Turkse hazelaar is een boom die in veel steden langs straten en wegen is aangeplant en wel twintig meter hoog kan worden. De noten van de Turkse hazelaar zijn kleiner dan de noten van de hazelaar. Er wordt wel gezegd hoe kleiner de noot, hoe beter de smaak, maar test vooral zelf.
Oogst de noten eind september als ze bruin zijn of als ze op straat vallen. Droog de hazelnoten na de oogst twee tot drie weken in een warme en droge ruimte. Zorg dat ze goed verspreid en los van elkaar liggen. Laat ze niet lang liggen, na twee maanden wordt de smaak minder.
De duindoorn is een twee tot vier meter hoge struik met zilverkleurige, smalle bladeren en lange houtige, venijnig scherpe takdoorns. Wat vooral opvalt – in september tot oktober – zijn de felgekleurde oranje bessen. De duindoorn is een echte duinplant, hence the name, maar komt ook voor op andere plakken in Nederland, als er maar kalkhoudend zand in de bodem zit. Kijk vooral langs spoorwegen, rivieroevers en opgespoten terreinen die een tijdje aan hun lot zijn overgelaten. Heel soms tref je de struik ook op andere plekken aan.
Duindoornbessen zijn heel gezond, want ze bevatten veel vitamine c en E, maar ze zijn behoorlijk zuur. De bessen zijn vaak al overrijp als vogels zoals de spreeuw, zanglijster en kramsvogel op weg gaan naar hun overwinteringsgebieden, en de beste periode om de bessen te plukken is dan ook midden september. In de winter kunnen de bessen al snel gaan gisteren en vogels die ze dan eten worden al snel dronken.
Neem handschoenen en een schoeisnaar mee en knip kleine stukjes van de tak af waar veel besjes aan zitten en leg thuis in de koelkast: zo kun je ze na een paar dagen er heel makkelijk van af schudden.
Lekker als duindoornsiroop als dressing door salades, door de yoghurt of havermout. Of maak de bessen tot duindoornbessen-jam, likeur, of voor in de kombucha.
Mooi verborgen in hun stekelige omhulsel zijn de prachtig glimmende kastanjes. Er zijn verschillende soorten, en alleen de tamme kastanje is eetbaar. Je vind deze in de stad vooral in parken en tuinen, en natuurlijk in bossen. Hij bloeit in het voorjaar maar de kastanjes zijn rijp in de herfst. Meestal zitten er drie tot vier kastanjes in een stekelige bolster. De stekels beschermen de kastanjes tegen voortijdige vraat en kunnen bij aanraking prikken. Wanneer de kastanjes rijp zijn springt de bolster open en vallen de glanzend bruine kastanjes op de grond. De vrucht heeft een leerachtige schil – die niet eetbaar is – en een aarvormig sprietje aan de top van de noot, het restant van de mannelijke bloeiwijze. De vruchten van de tamme kastanje zijn in veel landen populair en worden als gepofte of geroosterde snack op straat verkocht. Zelf roosteren? Vind het recept hier. De kastanjes kunnen ook tot puree worden vermalen: Crème de Marrons. Kastanjes zijn vers maar kort houdbaar, drie tot zes dagen meestal; daarna worden ze snel droog.
In Nederland mag je officieel niet zomaar wildplukken, het wordt zelfs als stropen gezien! In de praktijk wordt het echter bijna altijd door de vingers gezien, maar je moet je wel aan een aantal regels houden.
De Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV) heeft een stel gedragsregels voor wildplukken, en eigenlijk komt het allemaal op hetzelfde neer: heb respect voor de natuur en neem niet meer dan je nodig hebt. Eigenlijk is het ook een groot deel gezond verstand. Hieronder de guidelines: