We weten dat ze honing maken en we hebben allemaal wel eens iets gehoord over bloemetjes, bijtjes, nectar en stuifmeel. Maar wat voor soorten bijen zijn er eigenlijk en hoe ziet hun belevingswereld eruit? Hoe wordt bijenwas gemaakt?
En wat kunnen we doen om bijen te ondersteunen? Leer hier meer over de honingbij.
Er zijn wereldwijd zo’n 2.000 soorten bijen. Deze zijn onder te verdelen in solitair levende bijen en sociale bijen. Honingbijen behoren tot de laatste groep. Ze leven samen in bijenkolonies. Dit zijn complexe en toch bijzonder goed georganiseerde gemeenschappen waarin de bijen zeer efficiënt met elkaar samenwerken en communiceren. Alle bijen hebben hun eigen taak in de kolonie en zo zorgen ze er samen voor dat er honing gemaakt wordt, er nieuwe bijen geboren en gevoed worden, de bijenkast schoon blijft en nog veel meer.
De koningin, ook wel moer genoemd, zorgt voor het voortbestaan van de kolonie. Dit doet ze vooral door eitjes te leggen, waar nieuwe bijen uit ontstaan. Ze kan er wel 2000 per dag leggen. De koningin heeft haar eigen ‘hofstaat’ in de kolonie. Als ze zich onder haar bijenvolk begeeft, wordt ze altijd omringd door een aantal vrouwtjesbijen die haar voortdurend schoonpoetsen,verzorgen en de uitwerpselen opruimen die ze onderweg laat vallen. Dat de koningin zich regelmatig onder haar onderdanen begeeft, is belangrijk voor de kolonie. Tijdens de wandeling scheidt ze feromonen uit, waardoor de bijen rustig worden en zich met elkaar verbonden voelen.
Alle andere vrouwtjesbijen zijn de werksters. Ze heten niet voor niks zo, ze doen echt al het werk in de bijenkolonie. In de lente en zomer, zodra de temperatuur rond de 10 graden Celsius komt en er van alles gaat bloeien, gaan ze nectar en stuifmeel verzamelen om honing van te maken. Niet alle werksters vliegen er op uit. Naast de zogenaamde ’haalbijen’ en 'speurbijen' zijn er bijvoorbeeld ook ‘huisbijen’, die thuisblijven om de boel schoon te houden en de larven te voeden.
Darren zijn mannetjesbijen. Zij halen geen nectar of stuifmeel op, maar zorgen ervoor dat het ´genetisch materiaal´ verspreid wordt, zoals dat zo mooi heet: ze bevruchten de koningin. Darren worden gevoed door de werksters en zijn niet gebonden aan hun eigen kolonie; ze zijn ook bij andere bijenvolken welkom. Dit in tegenstelling tot de werksters, die altijd bij hun eigen koningin blijven en niet naar andere bijenvolken gaan.
Omdat er in de winter allemaal nieuwe bijen zijn geboren en er weer nieuw voedsel binnenkomt, wordt de bijenkast in het voorjaar te klein. De koningin en de helft van de bijen vliegen uit en strijken in de buurt neer, om daar een nieuwe kolonie te stichten. Een prachtig gezicht, als je het geluk hebt om het eens te zien. Zo’n zwerm is een dichte wolk bijen van wel 15 meter in doorsnee. Zij strijken dan neer in de vorm van een tros. Een imker kan deze bijentros makkelijk vangen door ze in een korf te scheppen; de zogenaamde ‘kieps’. De imker doet dit volk dan weer in een lege kast.
Zodra een zwerm een nieuwe kast heeft, gaan de bijen meteen nieuwe raten bouwen. Die hebben ze nodig om hun voedselvoorraden in op te slaan en ook om cellen te bouwen waar de koningin weer eitjes in kan leggen voor de volgende generatie bijen. Bijen zweten zelf de bijenwas uit waarmee zij hun nest bouwen. Ze hebben namelijk acht klieren onder hun lijf die was kunnen uitscheiden. Ze kauwen op deze ‘wasplaatjes’, mengen er nog andere stoffen doorheen en bouwen met duizenden bijen tegelijkertijd aan die prachtige hagelwitte, zeshoekige cellen. De bijenwas krijgt later pas, na veelvuldig gebruik van de bijen, zijn kenmerkende geel-bruine kleur.
De grondstoffen voor de honing worden eerst verzameld door de ‘haalbijen’. Tijdens hun vliegtochten zuigen ze zoveel mogelijk bloemennectar, vruchtensap of honingdauw op. Door hun speeksel worden deze stoffen meteen al verrijkt met enzymen en goede bacteriën en worden ze opgeslagen in de honingmaag. Bij thuiskomst geven ze de verrijkte nectar af aan de huisbijen, die de honing opslaan. Bijen voeden zich met de honing en slaan ook een voorraad op om te kunnen overwinteren. Hoeveel honing er door een imker geoogst wordt, hangt af van de imker. Sommige imkers zullen alleen de hoeveelheid honing oogsten die ‘over’ is, dus de honing die de bijen niet nodig hebben om te overleven in de winter. Andere imkers oogsten een bepaald percentage van de honing en vervangen die door suikerwater of siroop, die dan als voedsel dienen voor de bijen.
De naam ‘pro polis’ komt uit het Grieks en kan vrij vertaald worden als ‘bescherming voor de stad’. Omdat bijen met zovelen in een kleine ruimte verblijven heb je al snel kans dat de kolonie een broeinest van bacteriën wordt. Om dit tegen te gaan maken de bijen propolis, een soort desinfectiemiddel dat een antibacteriële werking heeft. Om het te maken verzamelen ze hars van bomen, mengen dat met bijenwas, doen er nog wat stuifmeel bij en besmeren vervolgens de hele bijenkast ermee: alle randen, kieren en cellen. Ook de ingang smeren ze in met propolis, zodat elke bij automatisch ‘zijn voeten veegt’ als hij binnenkomt.
Hoe vertelt een speurbij aan de haalbijen waar er stuifmeel te halen valt? Door te dansen! In 1920 ontdekte bijenonderzoeker Karl von Frisch de bijendans. Bij het bestuderen van een bijenkolonie viel het hem op dat de bijen een voedselbron op een bepaalde plek dagenlang niet opmerkten en zodra 1 bij die gevonden had, andere bijen deze ineens ook vonden. Hij ontdekte toen dat een speurbij, zodra die voedsel had gevonden, bij terugkeer in een 8-vormig patroon ging bewegen. De haalbijen volgden deze ‘dans’ aandachtig door met hun voelsprieten de bewegingen te volgen die de speurbij maakte. Op deze manier kunnen bijen heel nauwkeurig de route naar een voedselbron beschrijven aan hun soortgenoten. Von Frisch ontdekte nog veel meer; er blijken nog 5 andere danspatronen te zijn en de verschillende bijenrassen hebben ook vaak hun eigen ‘dialect’. Die ze overigens heel goed van elkaar kunnen verstaan.
Bijen kunnen niet vliegen als hun spieren nog koud zijn. Daarom warmen ze zich eerst op. Dat doen ze door hun vliegspieren te laten trillen. Deze spieren kunnen ze afzonderlijk aansturen, want hun vleugels blijven hierbij helemaal stil hangen. Hier krijgen ze het lekker warm van. En de rest van de kolonie ook, want met hetzelfde mechanisme houden ze ook de bijenkast warm in de winter.
Bijen kunnen kunnen ongelooflijk goed ruiken. Ze gebruiken hun reukzintuig om zich te oriënteren in de ruimte. Omdat ze heel nauwkeurig de verdeling van de geuren over een voorwerp kunnen waarnemen, ruiken ze als het ware ‘driedimensionaal’. Hierbij maken ze gebruik van hun antennes door deze actief in een richting te bewegen. Hun reukorgaan is dus gekoppeld aan de tastzintuigen van de antennes. Bij mensen is dit anders: ons reukorgaan is gekoppeld aan het smaakorgaan.
Honingbijen zijn bloemvast. Dit in tegenstelling tot wilde bijen, die van de ene bloemsoort naar de andere vliegen. Dankzij die bloementrouw kunnen imkers verschillende soorten honing oogsten. Als een imker lindehoning wil, zet hij een bijenkast neer in de buurt van de lindebomen zodra deze beginnen te bloeien. De bijen zullen dan, zolang de linde bloeit, alleen op de lindebloesem vliegen. Zodra de bloeiperiode voorbij is, haalt de imker het raam met de honingraten eruit en voilá, hij heeft lindehoning. Daarna verplaatst hij zijn kasten weer naar een andere plek, waar een nieuwe bloemensoort bloeit.
Wat is er zo bijzonder aan bijen? We vragen het aan Koos Biesmeijer. Hij doet al 25 jaar onderzoek naar bijen en zet zich al vele jaren in om de biodiversiteit te bevorderen. Ook is hij wetenschappelijk directeur van Naturalis, een van de initiatiefnemers van ‘Nederland Zoemt’.
Ik heb lang onderzoek gedaan naar hoe angelloze bijen in de tropen communiceren. Het gaafste van die bijen vind ik dat ze geen leiders hebben zoals wij en dat het hen toch lukt om als eenheid te functioneren, samen de beste bloemen te vinden en zich goed te verdedigen. Hoe ze dat door zelforganisatie voor elkaar krijgen, dat vind ik heel bijzonder.
De meesten van ons denken dat bijen heel goed kunnen zien, omdat bloemen zo mooi zijn. Maar bijen gaan juist heel erg af op geuren. Dat vind ik mooi om te zien, hoe bijen al zigzaggend een bloem vinden en die daarna ook weer terug kunnen vinden, zelfs als die kilometers van het volk weg is. Dat gaat mij zelfs met een gps-systeem nog moeilijk af.
Ik zeg altijd: dierensoorten als tijgers en olifanten, die zijn heel moeilijk om praktisch te ondersteunen. Maar bijen, daar kan iedereen wat voor doen. Bijen hebben B&B nodig. Hang een bijenhotel op in je tuin of op je balkon en plant zo veel mogelijk planten en bloemen waar bijen wat aan hebben. Steun je gemeente in wat ze ondernemen op dit gebied.
Gebruik geen bestrijdingsmiddelen in je tuin, koop geen bloemen of planten die met veel bestrijdingsmiddelen geteeld zijn en kijk goed op de labels wat voor bloemen je eigenlijk koopt. Heel veel bloemen bevatten helemaal geen nectar of stuifmeel en daar hebben bijen niks aan.
Geschreven door: Welmoed Wijma
Met dank aan: Jos Willemse, Koos Biesmeijer
Bronnen: imkerpedia